De eerste bewoners van Holysloot zijn boeren en vissers.

Ze hebben een gemengd agrarisch bedrijf. Dat wil zeggen dat ze zowel graan verbouwen als vee houden voor vlees en zuivelproducten als kaas en boter. Maar vooral voor mest om de vruchtbaarheid van de akkers op peil te houden.
Dit verandert vanaf het einde van de dertiende eeuw. Het land is dan zover ingeklonken dat het te drassig wordt voor de akkerbouw. In het boerenbedrijf wordt de veehouderij steeds belangrijker. Maar daarvoor zijn minder handen nodig dan voor akkerbouw.
In de loop van de veertiende eeuw biedt de landbouw te weinig emplooi voor de mannen. Velen leggen zich toe op de visvangst. Uit de visserij en de landbouw ontstaat de vrachtvaart.

Later ontwikkelt die vrachtvaart zich tot zeevaart. Daarin speelt met name de handel op de Oostzee een steeds belangrijkere rol. Die wordt de moedernegotie genoemd. Eeuwenlang levert die vaste inkomsten; ze vormt dus een bron van constante welvaart. Naar de Oostzee wordt vooral wijn en zout vervoerd; vanuit
de Oostzee graan, hout en ijzer.

Amsterdam steekt de loef af

In de 16e eeuw ontwikkelt Amsterdam zich tot een echte stapelmarkt voor alle goederen vanuit de Oostzee en later ook van die vanuit Oost- en West Indië.
De stad tracht op vele manieren de concurrentie van de omgeving en met name vanuit Waterland, uit te schakelen. In een aantal keuren uit 1471 en 1473 ‘wordt het de ‘buerlude’ van vijf met name genoemde Waterlandse dorpen verboden met hun Rijnschepen vracht aan te nemen als Amsterdamse poorters daarin kunnen voorzien. Deze keur is verstrekkend en duidelijk bedoeld om de binnenlandse vrachtvaart van Waterland, en vermoedelijk ook die op Kampen, aan banden te leggen’.
Het aantal Waterlandse schepen dat door de Sont vaart loopt aanzienlijk terug. De dorpelingen varen niet meer voor eigen rekening maar in opdracht van Amsterdamse kooplieden.

De zoetboeren

In de tweede helft van de zeventiende en achttiende eeuw daalt de betekenis van handel en zeevaart.
De veehouderij domineert. Van de zeventiende tot en met de negentiende eeuw zijn de meeste veehouders in Waterland en Holysloot actief betrokken bij de melkvoorziening van de hoofdstad.
In de eerste helft van de twintigste eeuw is Amsterdam voor de melkvoorziening (meer dan 300.000 literper dag) geheel afhankelijk van het omringende platteland en de boeren die de melk naar de stad brengen. Vanuit Waterland wordt die melk aangevoerd met de Waterlandse melkschuit. Tussen 4 en 5 uur worden de koeien gemolken en de melk wordt daarna naar de melksteiger in Ransdorp gevaren. De melkschuit – een smalle open boot – vaart door de Weersloot en het Nieuwendammer sluisje over het IJ naar de melkmarkt tegenover het Centraal Station.

Aanlegsteiger Prins Hendrikkade van de melkschuiten uit Ransdorp & Zunderdorp (foto Jacob Olie)

Melkrobot

De landbouw wordt gemechaniseerd

Een apart verschijnsel tussen de twee wereldoorlogen
is de komst van seizoensarbeiders: ‘Drentse poepen’, Geldersmannen en uit Duitsland de hannekemaaiers.
Zij melden zich in Purmerend op de kaasmarkt met een plunjezak en een omgebonden zeis en komen in Waterland zes tot acht weken het gras maaien. Ingehuurd door de boeren van Waterland slapen zij in een van de bedsteden in de boerderij of in het hooi.
In heel Waterland neemt de boerenstand na WO II gestaag af. In 1966 is 60 procent van de bedrijven kleiner dan 15 ha en de helft van de bedrijfshoofden is ouder dan zestig jaa. Met de komst van de melkmachine stijgt wel het aantal koeien per bedrijf.
Dit wordt nog versterkt door de komst van de eerste melkrobots in 1992.

Vermindering boerenbedrijven na 1950

In Holysloot is het aantal boeren eveneens fors verminderd na WO II. In het begin van de twintigste eeuw staan bij het Bevolkingsregister nog 41 landmannen of veehouders ingeschreven en 18 boerenknechten of landarbeiders. In 1930 zijn er nog 29 veehouders.
Omstreeks 1950 zijn er nog 16 boerenbedrijven in het dorp Holysloot en vijf in de omgeving van Holysloot (Blijkmeer, Bloemendalergouw, Poppendammergouw/Aandammergouw en Rijperkolk).
Rond 1990 zijn er daarvan nog enkele overgebleven in het dorp. Buiten het dorp blijven meerdere boerderijen nog in bedrijf.
In 2018 zijn er nog drie boerenbedrijven over in het dorp: Arie Valk , Deef Kruse en Klaas Schouten. Zij hebben een beperkt aantal koeien. Arie Valk heeft zijn
land inmiddels verkocht en is opgehouden met boeren.
Klaas heeft zijn stal in Ransdorp, maar nog wel land in de buurt van het dorp. Deef boert nog steeds op de Dorpsstraat.

Cor Schoon brengt zijn koeien naar zijn land aan de overkant van het Die

Kaart van het grondgebruik van de boeren in Landelijk Noord (bron: De Stem van de Boer)

De toekomst van het boerenbedrijf

De toekomst van het boerenbedrijf staat in heel Nederland, en dus ook in Waterland, ter discussie.
Ineens zijn er Friese vlaggen te zien op de erven van boeren die Fryslân lijken te verkiezen als provincie voor hun boerenbedrijf. De media melden zelfs dat meer boeren weer zouden overwegen om te immigreren.
Maar in ‘De stem van de boer’, een brochure van de Werkgroep Agrariërs van de Centrale Dorpenraad van Landelijk Noord wordt een veel redelijker perspectief geschetst, dat misschien wel eens richtinggevend kan zijn voor de toekomst van de boeren in de veenweidegebieden. In die brochure wordt eerst vastgesteld dat er niet sprake is van hét boerenbedrijf maar dat iedere boer een verschillende bedrijfsvoering kent. Dat moet gerespecteerd worden in de discussies over de toekomst. Daarnaast blijkt dat in Landelijk Noord al heel veel boeren op verschillende manieren hun boerenbedrijf combineren met de zorg voor de natuur en het natuurlandschap. Dit komt duidelijk naar voren in de kaart die de Werkgroep heeft vervaardigd van het grondgebruik in 2018 van alle boeren in Landelijk Noord.
Meer dan de helft van de boeren is al actief bezig (vrijwillig of met contracten) met nestzorg voor de kwetsbare weidevogels zoals de grutto, met een uitgestelde maaidatum en met botanisch weiderand- en slootkantbeheer. Een fors aantal gebieden is omgezet in natuurgebied of plas-drasgebied.

Holysloot nu

De bestaansbronnen van de inwoners van Holysloot zijn vanaf 1950 en nog meer na 1980 ingrijpend veranderd. Vrije beroepen en dienstverleners van allerlei aard domineren. Ook komen mensen met creatieve en kunstzinnige beroepen (kunstschilder, pottenbakster, fotograaf, schrijver, acteur, coach) het dorpsleven verrijken. Daarnaast vestigt zich een aantal pensionado’s in het dorp, die het plattelandsleven verkiezen boven het drukke leven in de stad.
Een nieuwe dorpsgemeenschap ontstaat van oorspronkelijke bewoners en nieuwelingen, die elkaar treffen in het witte Kerkje dat naast de kerkdiensten op zondagmorgen steeds meer in gebruik is als sociaal- cultureel centrum.

Nieuwjaarsborrel 2020 in de Witte Kerk

Meer informatie

Boek Van Hoolesloot tot HolyslootHet boek
Voor meer informatie en bronvermeldingen verwijzen wij naar het boek “Van Hoolesloot tot Holysloot”.

Bijdragen aan de site
Heeft u aanvullende informatie over dit of andere onderwerpen, dan nodigen we u van harte uit om deze met ons te delen.
Ook beeldmateriaal is zeer welkom.

De redactie besluit uiteindelijk of uw bijdrage een passende plek vindt op de website.